Winkels in de omgeving
Voor de oorlog woonden wij in de President Brandstraat. Er waren vele winkels waar we regelmatig kwamen.
-
Advertentie uit het NIW van 11 september 1931. -
Advertentie van Slager Sarfaty, later is de slagerij naar de Joubertstraat 10 verhuisd! (bron: Historische Kranten KB)
In de omgeving van de President Brandstraat had je eigenlijk best veel winkels. Goede herinneringen heb ik aan de kruidenierswinkel van Boutelje. Die winkel zat in de Joubertstraat op nummer acht (bij ons om de hoek). Net als alle andere winkels was Boutelje om acht uur ’s avonds dicht. Na achten mochten ze niets meer verkopen. Deden ze dat wel dan liepen ze het risico van een bekeuring. Desondanks werd ik wel eens door mijn moeder naar Boutelje gestuurd om een ons suiker te halen, ook al was het dan al acht uur geweest.
Mijnheer en mevrouw Boutelje (eigenlijk juffrouw want mevrouw zeiden we nooit), zaten meestal voor het raam. Ik liep dan naar ze toe en vroeg of ik een ons suiker kon krijgen. Juffrouw Boutelje zei dan: ‘Jacob, als jij even kijkt of er een agent aankomt, kan ik effe een ons suiker halen voor dat kind.’ Het echtpaar had twee kinderen: David Jacob en Dina. Beiden zijn nog in 1942 getrouwd.
Om de hoek, in de Ben Viljoenstraat, zaten ook de nodige winkels. Aan het eind van de straat, tegen de Tugelaweg aan, zat ook nog een kruidenier. Ik heb daar nog eens twee Tjoklat repen gepikt. De doos met chocoladerepen stond voor de toonbank. De bedienden moesten altijd van achteren komen. Toen die man tevoorschijn kwam, had ik die repen al in mijn zak. Ik zeg het heel eerlijk, uit armoede doe je van alles. Eigenlijk had ik natuurlijk geen snoeperij moeten pikken als je arm bent en niets te eten. Maar hij heeft gelukkig niets gemerkt.
Je had ook een slager (Salomon Sarfaty, getrouwd met Sientje Herz), die zat ook in de Joubertstraat, op nr.10. Dat was een gezin met vier kinderen waarvan drie de oorlog overleefden. Die drie kinderen verstopten zich in een kast toen hun ouders werden opgepakt. Later zijn ze ondergedoken en hebben ze de oorlog overleefd.
Maar de belangrijkste winkel voor ons gezin was kruidenier Wagenaar. Wagenaar zat in de Ben Viljoenstraat, op nr.14a (familie van Carla Kaplan-Gobitz). Dat was de kruidenier waar ons gezin borgde (pofte). Mijn moeder had daar een special boekje voor. Als mijn moeder of één van ons boodschappen ging doen dan deed je dat met het boekje. Aan het eind van de week werd er afgerekend. Vaak was dit wel zo’n 7 gulden voor de hele week. Voor ons gezin was dat een hele uitgave. Als mijn vader het boekje onder ogen kreeg, verzuchtte hij: ‘Oh, oh, wat hebben jullie weer veel gehaald’. Tenslotte moest ook de huur nog betaald worden.
Wagenaar was een echte buurtwinkel, er werd altijd een praatje gemaakt. Ik kende iedereen en iedereen kende mij als Katrien. Naast Wagenaar zat de melkwinkel van weduwe Bril. De vrouw, Klaartje Bril-Degen, ging met een juk langs de deuren om melk te bezorgen.
-
Advertentie voor de winkel van oom Elias Wagenaar.
Bron: Nieuw Israëlitisch Weekblad van 4 april 1930
Bijdragen
Reacties